top of page
Ralph Ummelen

Ontslag op staande voet een TE groot risico voor werkgevers geworden?


Op 25 mei 2018 heeft de advocaat-generaal bij de Hoge Raad geconcludeerd[1] dat wanneer het gerechtshof (in hoger beroep) - anders dan de kantonrechter (in eerste aanleg) - tot het oordeel komt dat het door de werkgever aan de werknemer gegeven ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven, het gerechtshof op grond van art. 7:683 lid 6 BW een toekomstige datum moet bepalen waarop de arbeidsovereenkomst alsnog eindigt.

De consequentie daarvan is dat de arbeidsovereenkomst (ondanks het – later vastgesteld - rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet) doorloopt tot aan de door het gerechtshof bepaalde beëindigingsdatum. Gevolg daarvan is weer dat de werknemer recht heeft op doorbetaling van loon over de gehele periode vanaf het ontslag op staande voet tot aan dat moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Die loondoorbetalingsverplichting geldt ook in het geval de werknemer geen werkzaamheden meer heeft verricht omdat de werkgever hem na het gegeven ontslag op staande voet niet meer heeft toegelaten tot de werkplek.

Onder de nieuwe Wwz heeft een gegeven ontslag op staande voet dat bij de kantonrechter wordt vernietigd, doch later in hoger beroep wordt gehonoreerd geen terugwerkende kracht en dus blijft de arbeidsovereenkomst bestaan tot aan het moment waarop het gerechtshof na bevestiging van het gegeven ontslag een einddatum vaststelt.

De financiële gevolgen voor de werkgever kunnen dus enorm zijn en al helemaal in geval van een langdurige procedure. In de procedure die thans is voorgelegd aan de Hoge Raad gaat het over 20 maanden (gerekend vanaf het ontslag op staande voet). Neemt de Hoge Raad de conclusie van advocaat-generaal over, dan betekent dat een loondoorbetaling van 20 maanden voor de werkgever ondanks een (achteraf) rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet[2].

Neem gerust contact op indien u vragen over dit artikel heeft dan wel andere vragen heeft.

[1] Conclusie AG: ECLI:NL:PHR:2018:525, Parket bij de Hoge Raad

[2] Matiging van de loonvordering blijft buiten beschouwing


bottom of page